vrijdag 13 augustus 2010

Balipatu!

Balipatu! Dat woord verzon ik zomaar ineens op straat, op een dinsdagochtend. Balipatu! Het leek me een prima vervanger voor “Welaan dan!” of de “De paden op, de lanen in!” Er sprak een enorme partij positieve energie uit die even daarvoor door mij verzonnen term. Balipatu! Of als groet natuurlijk. Aldus kan “Balipatu!” ook fungeren. Meteen even uitproberen, dacht ik. Ik belde aan bij een willekeurig adres. Kon mij het schelen; het was toch dinsdagochtend.
Een vrouw in ochtendjas – waarom ook niet – opende de deur. Ze rook naar slaap, koffie en sigaretten; in die volgorde.
“Balipatu!” zei ik.
De vrouw bekeek me met een blik die, naast verbazing, ANGST verried. Daar kon ik inkomen. Niet alleen liet ik m’n ogen rood oplichten, ook had ik mijn vleugels, spanwijdte 4,5 meter, uitgeslagen. Aan de uiteinden daarvan wekten roterende messen niet meteen het vertrouwen dat je normaal wèl hebt in – ik noem maar wat – klopgeesten, vampiers, of, dichter bij huis, homoseksuele Marokkaantjes.
“Balipatu!” riep ik. “Balipatu! …Of snap je dat niet?”
De vrouw begon te trillen. Uit haar open mond deed een of andere kreet een ontsnappingspoging, maar die faalde daarin jammerlijk. Jammeren ja… Daar begon de vrouw ook aan.
“Balipatu?” vroeg ik, nu met puppyogen en ingeklapte vleugels. Ik begon haar te aaien. Mijn hand reikte van haar met ochtendjas bedekte, lekker volle kont tot haar voorhoofd. Met m’n wijs- en middelvinger woelde ik door haar kapsel, dat daarvan opknapte.
“Balipatu…” sprak ik troostend, “Balipatu…”
Mijn hand omvatte haar schokkende schouder. “Balipatu….”
Ze vleide zich tegen mij aan en begon van mij te houden, RIGHT THERE AND THEN, je weet toch.
“Niet meer balipatu zeggen,” snikte ze. “Mijn okapi is gestorven aan balipatu. Niet meer balipatu zeggen, alstublieft.”
Ze had wel manieren, zo bleek. Daar was ik wel van gecharmeerd. Edoch… mij verbieden om mijn zelfverzonnen nieuwe woorden uit te kramen? Ik dacht het niet.
“Mevrouw, neemt u nog een slokje koffie, terwijl u uw op professionele wijze behangen muur van dichtbij bekijkt,” stelde ik voor.
Ze stemde toe, en terwijl ze het kopje aan haar mond zette, ramde ik haar smoelwerk, met het kopje er nog tussen, tegen die muur. Het kopje was binnen een nanoseconde met haar gehemelte geïntegreerd. Bloedend gleed ze langs de muur richting vloer, waarbij een oog bleef hangen aan de radiator. Ik liet haar achter.
Geen “Balipatu!” meer zeggen… Geen haar op mijn hoofd, meneer.
Hoofdschuddend sloeg ik alvast mijn vleugels uit en belde aan bij het volgende huis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten